
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 10b
Indien de belastingplichtige van een lichaam waarmee hij is gelieerd in de zin van artikel 8b een geldlening heeft verkregen welke geen vaste aflossingsdatum heeft of een aflossingsdatum die meer dan 10 jaar is gelegen na het tijdstip van het aangaan daarvan, terwijl rechtens dan wel in feite geen vergoeding op die lening is overeengekomen of een vergoeding die in belangrijke mate lager is dan hetgeen in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen, komen bij het bepalen van de winst vergoedingen op die lening en waardemutaties van die lening niet in aftrek. Bij verschuiving van de aflossingsdatum naar een later tijdstip wordt voor de toepassing van de eerste volzin de geldlening geacht vanaf het tijdstip van totstandkoming die nieuwe aflossingsdatum te hebben gehad.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AA4191, Eerste aanleg - meervoudig, P96/1539
Rechtsoort
Belasting
Datum uitspraak
07-01-1998
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Gerechtshof AmsterdamGerechtshof te Amsterdam kenmerk P96/1539 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van Beleggingsmaatschappij X B.V., belanghebbende, tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst Grote ondernemingen, de inspecteur. 1. Loop van het... -
LJN AQ8807, Eerste aanleg - meervoudig, BK-01/00934
Rechtsoort
Belasting
Datum uitspraak
05-03-2002
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Gerechtshof 's-GravenhageArtikel 10a van de Wet vpb 1969; artikel 10, onderdeel f, van de Wet vpb 1969 (tekst tot 1 januari 2001). In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht geen aftrek heeft toegestaan van het bedrag van Æ 143.414 wegens fictieve rente. Beroep gegrond.